Zichtbaarheid begint vóór de camera in beeld komt | Identity-driven branding & beeld
Over zichtbaarheid, identiteit en waarom beeld pas werkt wanneer het van binnen klopt
Laatst had ik een mooi gesprek met een onderneemster. Ze haalde aan wat ik opvallend vaak hoor: “Ik sta nooit mooi op de foto. Altijd iets raars, een gekke blik, handen die nergens heen gaan… het is het gewoon niet. Ik heb ooit foto’s laten maken, maar ze staan al heel lang op mijn computer en ik gebruik ze eigenlijk nooit.” Het is zo’n uitspraak die blijft hangen, niet omdat hij uitzonderlijk is, maar juist omdat hij zo herkenbaar is voor veel professionals die dit voelen, maar er vaak geen woorden voor hebben.
Volgens mij registreert een camera niet je essentie. Hij spiegelt wat er al is. Zodra de camera verschijnt, en jij niet in alignment bent, worden spanning, terughoudendheid en kleine incongruenties zichtbaar, dingen die we in het dagelijks leven meestal moeiteloos weten te verbergen. Niet omdat je iets verkeerd doet, maar omdat je jezelf, vaak heel subtiel, nog beschermt.
Ik zie dit steeds opnieuw gebeuren. Professionals die verlangen naar meer zichtbaarheid, naar meer herkenning en aanwezigheid, en die tegelijkertijd plannen, ideeën en ambities hebben om dat vorm te geven. Maar wanneer de camera in beeld komt…. gebeurd er iets wat niet ingecalculeerd is. Schouders spannen zich aan en trekken omhoog, de blik wordt zoekend en twijfelend, het lichaam helt iets naar achteren alsof er onbewust afstand wordt genomen van de scène, en het gezicht verstrakt. In dat moment lijkt er één vraag door alles heen te lopen: wie moet ik hier eigenlijk zijn? Dat heeft zeker niet altijd te maken met onzekerheid of onprofessionaliteit. Vaak ontstaat het, wanneer wat iemand wil laten zien, nog niet samenvalt met wat er van binnen wordt gevoeld. Ik zie veel mensen die zichtbaar willen zijn, maar zich nog geen eigenaar voelen van wat ze laten zien.
En dat schuurt.
Het moment waarop iets kantelt
Wat er vervolgens vaak wordt gedacht, is logisch. Meer zichtbaarheid vraagt om meer output: meer foto’s, meer content, een duidelijkere positionering, misschien zelfs een nieuwe strategie. Dus er wordt geïnvesteerd in aan de buitenkant, de output, de vorm, in kanalen en in optimalisatie. Het probleem is niet dat dit verkeerd is, maar dat zichtbaarheid hiermee vaak te vroeg wordt aangepakt, alsof het een knop is die je omzet en je eerst moet verschijnen om daarna vanzelf wel te voelen wie je bent.
Wanneer identiteit nog in beweging is, verliest zichtbaarheid zijn samenhang. De bestaande beelden en kaders passen dan niet meer, terwijl de nieuwe nog geen heldere vorm hebben gekregen. Intern wordt er nog gezocht en juist daardoor voelt extern verschijnen vaak als spelen. Niet omdat het niet oprecht is, maar omdat het nog niet is geland. En dat is precies wat een camera uitvergroot. Altijd.
Zichtbaarheid als gevolg
Voor mij is zichtbaarheid daarom geen startpunt maar een gevolg. Een gevolg van oprechte verbinding met je kernwaarden, met wie je bent, waar je voor staat, en van de bewuste keuzes die je daarin maakt, inclusief het omarmen van wat daarbij hoort en het loslaten van wat niet langer klopt. Zichtbaarheid ontstaat op het moment dat iets van binnen is uitgekristalliseerd, wanneer het niet meer hoeft te worden uitgelegd, verdedigd of bewezen.
Identiteit is in mijn ogen geen concept dat je bedenkt of formuleert omdat het goed klinkt. Het is iets wat door alle lagen heen kruist en samenbrengt; iets wat je leeft in je zijn, je lichaam, je verhaal en in hoe je je beweegt. Maar ook in bewuste keuzes in wat je wel én niet meer laat zien. Het gaat over wat je met liefde uitdraagt, en even goed over wat je liefdevol loslaat omdat het zijn functie heeft gehad.
Wanneer iemand volledig aanwezig is, verdwijnt de camera vrijwel naar de achtergrond. Er is geen frictie, geen spel en geen correctie nodig, omdat het beeld samenvalt met de persoon die voor de lens staat. Maar zodra iemand intern nog onderhandelt': ‘Mag dit gezien worden’, ‘Is dit te veel’, ‘Past dit bij mij’, Wordt dát zichtbaar in beeld. Niet als fout, maar als hapering.
Daarom begint mijn werk vóór de camera.
Het begint niet bij poses kopiëren of bestaande beelden namaken, maar bij onderzoeken, luisteren en het herkennen en erkennen van wat er al is en wat zich wil ontvouwen. Bij de bereidheid om niet direct vorm te geven, maar eerst te begrijpen, en om te kijken zonder meteen te willen sturen.
Zichtbaarheid die klopt, voelt daardoor niet als jezelf laten zien, maar als jezelf niet langer overslaan. Niet als iets wat je moet doen of afdwingen, maar als iets wat ontstaat wanneer je ophoudt met versnellen en wanneer je niet langer probeert te voldoen aan een beeld of aan verwachtingen, of die nu van jezelf komen of van buitenaf. Het vraagt dat je jezelf serieus genoeg neemt om eerst te landen, voordat je naar buiten treedt.
Misschien is de vraag daarom niet zozeer: hoe word ik zichtbaarder?
maar eerder: ‘Wat gebeurt er wanneer zichtbaarheid niet langer iets is wat je doet, maar iets wat ontstaat op het moment dat je jezelf niet meer voorbijloopt en hoe ziet dat er, heel concreet, voor mij uit?
Een stap om dit helder te krijgen kan zijn om het concreet te maken door drie woorden te formuleren die jouw identiteit op dit moment dragen. Kies er één en laat die zichtbaar worden. Dat kan in een beeld, een profielregel of een post die je niet corrigeert naar hoe het hoort. Niet om te overtuigen, maar om eigenaarschap te nemen.
Het gaat niet om volume, maar om het moment waarop je besluit:
dit mag gezien worden.

